donderdag 6 december 2012

Nieuw begin en 'Einde der tijden'

Tijden van chaos en onrust, oorlogen en geruchten van oorlogen, natuurrampen en moeiten die je onderweg kunt tegenkomen...'Einde der tijden'? Op de bijbel wordt bij dit begrip een beroep gedaan. De evangelist Marcus begrijpt dit echter zo: 'Die dingen moeten gebeuren, maar daarmee is het einde niet gekomen. Dat is het begin van de geboorteweeën van toekomst'(Marcus 13: 7, 8). Een spannende gedachte in een tijd als de onze. Een radicaal positieve gedachte ook. Vrouwen kunnen zich het beeld goed voorstellen. Het is hard werken ('Labour") en je gaat door dik en dun, voordat het nieuwe leven geboren wordt. Moet het dan eerst beroerd worden, voordat het beter wordt? Moet het eerst beroeerd worden, opdat het beter wordt? Eerst nu de verwijzing naar Maecus. Daarna een korte blik op deze laatste twee vragen.

Te voorspellen?
Regelmatig worden redenen gevonden om een datum te verbinden aan de gedachte dat er een einde der tijden zou zijn. De dichtstbijzijnde datum die dan genoemd wordt is 21 december a.s. Volgens de astronomische berekeningen van de Maya's. Door sommigen wordt dat ook weer ontkend. Er zou hier van een misrekening sprake zijn door degenen die dit aanhangig maken. Wie zijn dat eigenlijk trouwens? De vorige keer dat van een datum sprake was, is 21 mei van dit jaar. Het is mij overigens ontgaan, maar ene dominee Harold Camping zou ervoor gewaarschuwd hebben. Zelfs middels reclameborden op NS-stations. Toch plekken waar ik regelmatig kom. Ze zijn me niet opgevallen. Mij interesseren dit soort vermeende voorspellingen eigenlijk helemaal niet. Waarom dan wel aandacht hiervoor?
In mijn werk als predikant - naast het journalistschap - kom ik het vaak tegen. Mensen kunnen er niet goed mee uit de voeten of geloven er regelrecht in dat er ooit sprake is van het einde der tijden. Van tijd tot tijd hebben mensen op momenten, bij aangrijpende omstandigheden, zo iets van 'zou er toch enige waarheid in zitten'? Wat is daar tegen in te brengen? Zeker mensen die er niet best voor staan in hun leven zou ik toewensen dat ze dit soort deprimerende gedachten niet tot uitgangspunt van hun denken hoeven te laten worden. Zien dat dwars door alles heen de geboorteweeën van de toekomst in feite aan de gang zijn is wel een wat opbeurender gedachte.
Natuurlijk, dit is geloofstaal en beeldtaal, als zodanig niet de werkelijkheid. Dit type beeldtaal wordt ook wel apocalyptische taal genoemd. Apocalypsis...het betekent letterlijk open-baring. Het woord wordt vaak verbonden met gruwelijke omstandigheden (vergelijk de Vietnamfilm 'Apocalypse now'). Hoezeer het als beeldtaal en geloofstaal dus niet direct de werkelijkheid is, verwijst het er wel naar. In dit geval: als poging om gruwelijke omstandigheden te kunnen plaatsen, er een omgang mee te vinden en er niet gelijk verstijfd door te raken als een konijn voor de autolampen. Ook om het gruwelijke evocatief te verwoorden, omdat er eigenlijk haast geen werkelijkheidswoorden te vinden zijn die het evocatieve van bepaalde omstandigheden zo scherp tot uitdrukking brengen, aan het licht brengen, open baren.

Joodse opstand
In de tijd dat Marcus dit verhaal op papier zette was net de Joodse Opstand van het jaar 70 van onze jaartelling achter de rug. De naweeën waren nog stevig voelbaar. Deze opstand tege het Romeinse Imperium had een heel eigen Joodse inhoud:. Het moest de invloed van de Tora, de wet van Mozes en de profeten, terug brengen binnen Israël. Het had tegelijk de spanning als ondergrond die de grote armoede van die dagen en de toename van de slavernij teweegbrachten. De Joodse historicus van die dagen, Flavius Josephus, maakt als getuige van de tijd heel duidelijk wat voor slachtingen en vernielingen er plaatsvonden.
Voor de Joden was daarbij de verwoesting van de tempel van essentiële betekenis. De tempel was het huis van God. De leerlingen van Jezus, de eerste gemeente, zat als deel van de Joodse wereld samen met hen in zak en as. Hoe moeten we verder? Wat is onze toekomst?
In deze afschuwelijke omstandigheden, zoals we ons die met een beetje historische kennis kunnen voorstellen, was er grote behoefte aan een weg vooruit, aan iemand die een weg vooruit wees. Ongetwijfeld even verrast  als wij door dit beeld van de weeën als weg van toekomst kunnen zijn, oog in oog met onze eigen benarde omstandigheden, even verrast zullen de leerlingen van Jezus over dit beeld geweest zijn en over waar het voor staat.
Jezus versterkt dit eerste beeld van de weeën nog eens door het beeld van de vijgenboom. Deze laat midden in de winter al zien dat er zomer in aantocht is: de takken lopen uit. Ook zo'n simpel, aan de dagelijkse werkelijkheid ontleend beeld. Het gaat hier echter over meer dan over de vijgenboom alszodanig. Het volk Israël, als bijbels subject, wordt in de bijbel vaker vergeleken met de vijgenboom. Die lijkt dan wel kaal, omdat ze niet steeds doet wat God van hen vraagt en wat gerechtigheid en vrede dichterbij zou brengen, bevrijding, Toch liep die uit, wat deed hopen dat het goed zou komen tussen God en zijn volk. Maar om nu het volk te herinneren aan dit beeld, nu het in de schaduw van de opstand in zak en as ter neer zit, moet wel heel verrassend en bijna onvoorstelbaar geweest zijn, niet te geloven.
Daar kom je niet op. Toch ligt hier ergens de spits van het bijzondere van dit verhaal. De boel lijkt echt aan zijn eind en dan wordt het ons gezegd: dit is het einde niet, dit zijn de weeën van nieuwe toekomst. Daar kom je niet op. Daar is heel wat kracht voor nodig om op zo'n weg van denken en handelen terecht te komen. En als je de beelddelen in het verhaal eruit licht en los van de samenhang (ook de historische samenhang) bekijkt en doet, alsof die beelden als zodanig en letterlijk werkelijkheid weergeven, kun je ook blijven steken in het letterlijke verstaan van een einde der tijden. Op een beeld als van weeën kom je los van de samenhang waar het doorheen breekt niet. Het is domweg bijna niet voorstelbaar  

Hoe Jezus' omging met catastrofes waar je doorheen moet om tot een nieuw leven te komen kan verward worden met de volgende gedachtengangen die je af en toe hoort.

1 Moet het eerst beroerd worden, voordat het beter wordt?
Het is bijna, alsof je Karl Marx hier hoort, wanneer hij stelt dat het kapitalisme zijn eigen doodgraver is. Tendens tot Verelendung (= het in ellende uitmonden) noemde hij dat. Hij bedoelde dat niet als een zekere voorspelling. Sommige marxistische stromingen hebben daar later de Verlendungs-theorie van gemaakt: laat de boel eerst maar op ellende uitlopen, dan raken we het kapitalisme vanzelf kwijt en kunnen de werkers eindelijk aan de macht komen. Zeker in de zestiger en zeventiger jaren van de vorige eeuw leek deze theorie, zoals die als theorie gezien werd en dus niet als tendens, door zijn tegendeel volstrekt ontkracht te worden. Het ging de mensen enkel beter. Ook de arbeidersklasse. Misschien niet helemaal wereldwijd, maar toch. Het droeg uiteindelijk bij aan de ineenstorting van de Sowjet-Unie en van marxistisch-leninistische partijen.

2 Moet het eerst beroerd worden, opdat het beter wordt?
Een subtiel verschil ten aanzien van het direct voorafgaande. Immers 'opdat' impliceert in dit verband dat het beroerd worden van de wereldomstandigheden noodzakelijk is om het beter te laten worden. Dit is volgens de Canadese journaliste Naomi Klein in feite wat het Neoliberalisme als huidige heersende manier van economisch denken voor ogen staat. Het doorvoeren van de marktwerking op alle terreinen van leven en samenleving ziet men als alleenzaligmakend, ook al zal die pas doorgezet kunnen worden langs de weg van de zogenaamde Shock-therapie (term van Klein): 'Het Neoliberalisme heeft als de fundamentalistische gestalte van het kapitalisme altijd rampen nodig gehad om zich te kunnen doorzetten'. Je kunt met haar zeggen dat vandaag de krisis misbruikt wordt om keihard door te drukken wat in andere omstandigheden als volstrekt asociaal zou kunnen worden bestempeld en er niet door zou komen. De zogenaamde hervormingen die nodig zouden zijn behelzen immers hervormingen richting versterking van marktwerking en productdenken over de hele linie. Dat is het doel. Dat doel is goed...want de rijken worden er beter van. Zelfs is het zo, volgens Klein, dat als er geen rampen en crises zijn je ze vooral moet bewerkstelligen. Dit gebeurt ook. Al sinds Chili 1973 op de een of andere manier.

Natuurlijk is bovenstaande wel wat kort door de bocht geformuleerd hier en daar. Niet alles kan ik tegelijk uitwerken. Ook benadruk ik hier gruwelijke omstandigheden op maatscahppelijk vlak en niet uitdrukkelijk op persoonlijk vlak, hoewel het personen treft wat op maatschappelijk vlak gebeurt. Terwijl het Marcus-gedeelte zeker ook op dat puur persoonlijke vlak toe te passen valt. Je kunt om je heen net even te veel mensen, geliefden en goede bekenden zien die bijvoorbeeld aan kanker zijn gaan lijden en de dood onder ogen zien. Het is toch niet te geloven dat je het verdriet daarover en de moeiten daarbij zou kunnen zien als geboorteweeën van toekomst? Het maakt alleen maar duidelijk hoe radicaal het is wat Jezus hier aan de leerlingen voorlegt. Het gaat ook niet om gruwelijks dat nodig is om het beter te maken. Het gruwelijke is er om ons heen en het gaat erom dat je er een omgang mee vindt. Blijven hangen in 'dit zal het einde der tijden wel zijn' zonder enig perspectief op wat anders en alsof je dat aan een tijdstip kunt binden is in feite verstijfd raken, zoals konijnen verstijfd van angst kunnen raken bij schelle autolampen. Ik zeg alleen niet dat die kijk van Jezus simpel is. Die is niet te geloven en toch...
 
Han Dijk